Voorzieningen vóór de mensen

Maatschappelijk vastgoed is onmisbaar. Maar in welke vorm precies? Hoe zorg je voor verbinding in een splinternieuwe wijk, of in een dorp waar de laatste bakker verdwijnt? De Groningse wethouder Rik van Niejenhuis en Esther Agricola, regiodirecteur Noord-West bij BPD, gaan in gesprek.

Rik van Niejenhuis: ‘Ik heb meteen ja gezegd op dit gesprek. Maatschappelijk vastgoed vind ik interessant én urgent.’ Esther Agricola: ‘Het is geen controversieel onderwerp, alleen moeilijk. We zijn de afgelopen jaren als gebiedsontwikkelaars, maar ook als gemeenten erg gefocust geweest op wonen, wat heel begrijpelijk is met deze woningbouwopgave, maar inmiddels hoor ik om me heen dat de ruimte voor bijvoorbeeld zorg, sport en werken onder druk komt te staan. Deel jij die zorg?’ Van Niejenhuis: ‘Absoluut. Ik snap natuurlijk dat mensen een dak boven hun hoofd nodig hebben. Maar toen ik drie jaar geleden wethouder in Groningen werd, heb ik meteen gezegd: we zijn juist ontzettend gebaat bij de mix van bedrijvigheid, maatschappelijke instellingen en wonen. Anders heb je geen stad.’

Rik Van Niejenhuis Bpd Bouwfonds Gebiedsontwikkeling ©Deborah Roffel
Rik van Niejenhuis is van huis uit planoloog en nu wethouder Wonen, Wijken en Ruimtelijke Ordening in de gemeente Groningen.
Volgorde

Agricola: ‘Precies, die monofunctionele wijken hebben geen toekomst. We krijgen van gemeenten ook weleens de vraag om maatschappelijk vastgoed te ontwikkelen voor een klein oppervlak. Een buurthub bijvoorbeeld, waar je parkeren en andere verschillende functies met elkaar moet combineren op een kleine plek. Een leuke uitdaging, maar het zorgt ook voor wat hoofdbrekens. Herken jij dat?’ Van Niejenhuis: ‘Zeker. In een pas opgeleverde wijk in Groningen hadden wij als gemeente relatief weinig eigendom. De ontwikkelende partijen hadden zich al ingekocht, stukken grond waren al meerdere keren doorverkocht. En dan wordt het steeds moeilijker om het echt goed te ontwikkelen. Zelfs van een café of restaurant zeggen ontwikkelaars dan: dat past niet meer in onze financiële ramingen. Als wethouder krijg ik soms het gevoel dat iedereen geld heeft verdiend met woningen bouwen, en dat de gemeente vervolgens het probleem mag oplossen.’

Kijk naar welke maatschappelijke voorziening écht het verschil maakt

Gebouwen voor de komende eeuw

Agricola: ‘Daarom is het ook zo belangrijk om vanaf het begin met alle betrokken partijen aan tafel te zitten. We merken bij veel gebiedsontwikkelingen dat als we te laat de maatschappelijke functies willen invullen, het eigenlijk al van tafel is gevallen. Bij sommige nieuwbouwwijken lopen de voorzieningen achter de ontwikkelingen aan. Er is nog geen kinderopvang, de scholen zitten vol, de winkels zijn te klein. Voor gezinnen is dat natuurlijk vervelend. Maar ja, een lege school gaat niet starten en een supermarkt waar nog geen klanten komen, dat werkt niet. Hoe kijk jij aan tegen die volgorde bij het realiseren van maatschappelijk vastgoed: eerst de mensen, of eerst de voorzieningen?’ Van Niejenhuis: ‘In De Suikerzijde, een nieuw stadsdeel in Groningen waar zo’n vijfduizend woningen vóór de mensen’ komen, zitten de klassen over een paar jaar niet meteen vol. Toch bouwen we er nu al aan een prachtig gebouw rondom een centraal plein, waar een school, een kinderopvang en een gymzaal komen. Het plein zelf wordt een groene ontmoetingsplek voor leerlingen en buurtbewoners. Als gemeente hebben we besloten dat we weer schoolgebouwen voor de komende eeuw willen bouwen. En niet telkens, overvallen door de vraag, terugvallen op uitgeklede schoolnoodbouw. ‘We hebben in het verleden ook wijken ontwikkeld waarvan tóen de gedachte was dat lokale voorzieningen zouden concurreren met de binnenstad. Dat wilden we niet. Maar nu vinden de bewoners van die wijken terecht dat de voorzieningen ontbreken; voor het gemak maar vooral omdat men die plekken voor ontmoeting en verbinding mist. Ze denken: waarom moet ik een half uur fietsen voor mijn cappuccino? We zijn daar als gemeente nu erg druk mee om dat te repareren.’

Ook romantiek

Agricola: ‘Tegelijkertijd zie je in de dorpen veel voorzieningen verdwijnen. Een huisarts, een supermarkt; het lukt gewoon niet altijd. En dan bouwen we een nieuwe woonwijk en vinden we dat het daar allemaal wél in moet.’ Van Niejenhuis: ‘Het is ook een soort romantiek: vroéger zat hier een bakker, vroéger zat daar een slager. Agricola: ‘En toch laten steeds meer mensen tegenwoordig hun boodschappen bezorgen.’ Van Niejenhuis: ‘Ik denk dat je heel goed moet kijken: welk type maatschappelijke voorziening maakt dan echt het verschil? In de nieuwbouwwijk Meerstad is bijvoorbeeld een ondernemer die met hulp van de gemeente een strandtent heeft neergezet, op een stukje grond waar pas over tien jaar gebouwd gaat worden. De ontmoetingsplek is heel populair. De hele buurt gaat ernaartoe voor koffie en kinderfeestjes, het is de enige plek waar wat gebeurt. Als gemeente hebben we daarom gezegd: we vragen vrijwel geen huur en stellen geen eisen aan beeldkwaliteit, alles is gebouwd met pallets. En als je het hebt over ontmoeting, denk ik dat zo’n strandtent veel belangrijker is dan het bakkertje of het slagertje.’

Esther Agricola Bpd Bouwfonds Gebiedsontwikkeling ©Chantal Spieard 002B
Esther Agricola is regiodirecteur Noord-West bij BPD en werkte eerder als directeur Ruimte en Duurzaamheid bij de gemeente Amsterdam.
Nieuw type behoefte

Agricola: ‘Heel mooi! Bij BPD gaan we voor een inclusieve wijk, in de zin van: voor iedereen. We merken met de vergrijzing dat er een groep oudere mensen is met een nieuw type behoefte. Die ligt minder in een woning zonder drempels, of een mooie badkamer waar je ooit met je rollator in kan, maar veel meer in het publieke domein. In de sociale interactie. En als ontwikkelaar moet je dat mogelijk zien te maken. Dat hoeft niet allemaal zelf. Maar je moet er wel ruimte voor maken in je stedenbouwkundig plan, want als je het eenmaal weggeeft, krijg je het nooit meer terug.’ Van Niejenhuis: ‘Dat is het. Want dan kost het geld en ruimte.’

Als je de wens voor goed maatschappelijk vastgoed niet aan het begin met elkaar uitspreekt én vastzet, dan raak je het in de loop van de gebiedsontwikkeling kwijt

Juiste mensen aan tafel

Agricola: ‘Ik hoorde onlangs van een onderzoeker over seniorenwoningen aan een drukke weg. Die reuring vonden de bewoners fijn. Maar in het park aan de overkant kwamen ze nooit. Wat bleek? De stoplichten sprongen te snel op rood om rustig over te kunnen steken. Zoiets simpels als opnieuw de tijd instellen heeft ervoor gezorgd dat de mensen daarna weer massaal naar het park gingen. Maar voordat iemand daarachter kwam! Dat geeft voor mij aan dat je ook je openbare ruimte heel precies moet programmeren. In de wijk Park Valley in Diemen hebben we bijvoorbeeld het schoolgebouw zó geplaatst, dat buurtbewoners zicht hebben op de dagelijkse vrolijkheid van het schoolplein. Dat betekent al aan het begin van een stedenbouwkundigproject met de gemeente praten, maar óók met de mensen met wie we niet automatisch aan tafel zitten: uit onderwijs en welzijn. Dat blijft toch een omissie.’ Van Niejenhuis: ‘Misschien zijn we afgelopen decennia ook wel een beetje verleerd om aan de voorkant heel goed de maatschappelijke functies te programmeren, zo gefocust als we zijn geweest op wonen. Scholen, sportgebouwen, plek voor ondernemers in de binnenstad; dat willen we in Groningen daarom weer proactief gaan regelen, in plaats van de vraag af te wachten. Als wij als gemeente dat niet doen, dan kunnen we ook nooit voor jullie als ontwikkelaar een goede gesprekspartner zijn, want dan weten wij niet eens wie we dan bij jou aan tafel moeten zetten.’ Agricola: ‘Dat is mooi. Ik heb het meest aan een gemeente die heel goed weet wat ie wil. Spreek je uit, ga de krachtmeting maar aan en daag elkaar uit. Want als je de wens voor goed maatschappelijk vastgoed niet aan het begin met elkaar uitspreekt én vastzet, dan raak je het in de loop van de gebiedsontwikkeling kwijt.’

BPD Magazine ontvangen?

Dit artikel verscheen in BPD Magazine. De volgende editie kosteloos op uw deurmat ontvangen?