Sociale duurzaamheid: het cement tussen de stenen

Huizen en wegen maken een wijk bewoonbaar. Sociale duurzaamheid maakt een wijk leefbaar. Wat houdt dit brede begrip in, waarom is het belangrijk en wat is de rol van gebiedsontwikkelaars en andere partijen bij sociale duurzaamheid?
Image

Bij duurzaamheid denken we al snel aan energieneutraal, klimaatbestendig en groen. Met het oog op de klimaatverandering is deze zogenoemde ecologische duurzaamheid is de afgelopen jaren steeds belangrijker geworden. Tegelijk krijgt een andere vorm van duurzaamheid ook steeds meer aandacht: sociale duurzaamheid.

Sociale duurzaamheid gaat over het streven om de leefkwaliteit van huidige én toekomstige generaties te verbeteren. De nadruk ligt daarbij dus niet zozeer op de fysieke voorzieningen in een gebied – al dan niet duurzaam – maar op de ervaring van de mensen die er wonen: vinden zij het fijn om in deze wijk te wonen, ervaren ze de wijk als een gezonde buurt, voelen ze zich betrokken bij de andere bewoners, hebben ze het gevoel dat ze iets te zeggen hebben over hun eigen buurt, ervaren ze de buurt als toegankelijk? Deze ‘zachte’ vragen worden belangrijker, naast de zichtbare vraagstukken rondom vastgoedontwikkeling zoals welke voorzieningen een wijk krijgt. Harde voorzieningen zoals wandel- en fietspaden zijn voor bewoners tenslotte geen doel op zich, maar een middel om het leven te kunnen leiden dat zij willen. 

Persoonlijke invulling

Sociale duurzaamheid is een complex begrip, omdat de onderliggende principes persoonlijk zijn, stelt Céline Janssen in haar proefschrift (lees ook het gesprek dat zij voert met algemeen directeur BPD Nederland Helma Born op pagina 70). Janssen is onderzoeker aan de TU Delft en promoveerde in 2024 op sociale duurzaamheid. Onderliggende waarden bij sociale duurzaamheid zijn bijvoorbeeld diversiteit, inclusie, sociale cohesie, sociale rechtvaardigheid, welzijn en veiligheid: begrippen die iedereen anders interpreteert en waarbij iedereen andere behoeften heeft. Bovendien kunnen die behoeften door de tijd heen veranderen. Dat betekent dat ook de inrichting van een wijk tot op zeker hoogte flexibel zou moeten zijn, zodat die met de behoeften kan meebewegen.

Waarom is sociale duurzaamheid eigenlijk belangrijk? Dat heeft vooral te maken met de veerkracht van wijken en buurten. Een omgeving waarin mensen zich plezierig voelen, die hen ‘eigen’ is en waar ze bij elkaar betrokken zijn, is stabieler dan een buurt zonder die kenmerken. De kwaliteit van leven is er hoger en bedrijven en organisaties bloeien meer. Sociale duurzaamheid draagt bovendien bij aan een samenleving waarin iedereen volwaardig kan meedoen. Dat verhoogt het welzijn en maakt de samenleving als geheel veerkrachtiger. 

Harde voorzieningen zijn geen doel op zich, maar een middel om het leven te kunnen leiden dat zij willen.

Wetgeving en richtlijnen

De (internationale) wetgeving en richtlijnen reflecteren het toegenomen belang van sociale duurzaamheid. Maatschappelijk verantwoord ondernemen, ook wel corporate social responsability, is een term die inmiddels al enige tientallen jaren meegaat in het bedrijfsleven. Ondernemen met als doel om negatieve maatschappelijke effecten te voorkomen en positieve impact juist na te streven, wordt in veel (met name westerse) landen ook al jarenlang gestimuleerd door de overheid.

Wereldwijd kennen we sinds 2015 de Sustainable Development Goals (SDG), de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen die onder de vlag van de Verenigde Naties zijn opgesteld. Ook daarin zijn sociale doelen opgenomen die overheden, bedrijven en maatschappelijke organisaties samen kunnen nastreven, zoals gezondheid en welzijn, ongelijkheid verminderen, duurzame steden en gemeenschappen. De rode draad van de SDG’s is ‘leave no one behind’: laat niemand achter. Dat sluit naadloos aan bij de kern van sociale duurzaamheid: een samenleving waarin iedereen kan meedoen.

Op Europees niveau hebben bedrijven sinds dit jaar te maken met de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD). Die richtlijn verplicht grote bedrijven om de impact van hun (productie)keten op mens en natuur in kaart te brengen. De richtlijn schrijft nu nog alleen transparantie en verantwoording voor. De komende jaren volgen er naar verwachting verplichtingen om negatieve impact op mens en natuur te verkleinen. Ook dat bevordert sociale duurzaamheid. In ons eigen land weerspiegelt de Omgevingswet, die in 2024 is ingegaan, de toegenomen aandacht voor de sociale impact van projecten in de gebouwde omgeving. Zo zijn ontwikkelaars, gemeenten en andere partijen die plannen maken voor de openbare ruimte verplicht om de (toekomstige) bewoners daarbij te betrekken en de resultaten van die participatie openbaar te maken. 

Image

Samen optrekken

Gemeenten, gebiedsontwikkelaars en woningcorporaties spelen een belangrijke rol in sociale duurzaamheid: zij ontwikkelen vaak in samenspraak ontwerpen voor woon- en leefgebieden. Bij de fysieke inrichting van de beschikbare ruimte kunnen zij zoveel mogelijk rekening houden met de beoogde leefkwaliteit. Dat kan resulteren in een ontmoetingsruimte, (semi)- openbare groenvoorzieningen, een sportparkje of een wijkgebouw.

Het betrekken van (toekomstige) bewoners is een belangrijk middel om te zorgen dat de voorzieningen daadwerkelijk aansluiten bij het leven dat zij op deze plek graag willen leiden. Ook de bewoners zijn dus een belangrijke partij bij het realiseren van sociale duurzaamheid.Daarnaast kunnen ‘sociale makelaars’ een rol spelen. Zij koppelen opdrachtnemers aan sociale opgaven. Een voorbeeld van zo’n sociale makelaar is het Bureau Social Return, een afdeling van de gemeente Amsterdam.

Tot slot kunnen maatschappelijke organisaties meepraten, zoals sport- of cultuurclubs of wijkverenigingen. Zij kennen vaak de wensen en behoeften van de (beoogde) bewoners al en kunnen daardoor goed meepraten over voorzieningen die wel of niet ‘werken’ op de betreffende plek. Zij kunnen ook een rol spelen in de permanente functie die bepaalde voorzieningen krijgen, bijvoorbeeld voor sport of cultuur. Zo dragen ze op de lange termijn bij aan blijvende buurtactiviteiten, gemeenschapsopbouw en sociale cohesie. Een mooi voorbeeld daarvan is de samenwerking tussen de Krajicek Foundation en BPD in de Rotterdamse wijk Crooswijk. BPD sponsort hier activiteiten op en rondom multifunctionele sportvelden, die bijdragen aan de gezondheid en de onderlinge verbinding in de wijk. 

Succesfactoren

Het succes van een project – in termen van sociale duurzaamheid – hangt voor een belangrijk deel af van de samenwerking tussen al die partijen en hun gezamenlijke langetermijnvisie. Het implementeren van sociale duurzaamheid draait niet in de eerste plaats om het realiseren van ruimtelijke voorzieningen, stelt Janssen in haar proefschrift. Het gaat er eerder om dat alle partijen die bij een wijk betrokken zijn, gezamenlijk een betrouwbaar beeld proberen te krijgen van het leven dat de bewoners daar willen leven. Daarbij gaat het zowel om ontwikkelende partijen als om beheerpartijen, zoals scholen, wijkverenigingen en ondernemersverenigingen. De governance van de samenwerkende partijen rondom een ontwikkelproces moet volgens Janssen worden aangepast aan die inzichten. Het is aan de partijen samen om aan de ene kant de wensen van de bewoners mogelijk te maken en anderzijds flexibel te blijven voor toekomstige aanpassingen – een delicate balans.

Een andere belangrijke succesfactor is eigenaarschap. Bewoners die in een vroeg stadium betrokken zijn bij de gebiedsinrichting moeten daar ook op langere termijn iets over te zeggen hebben. Belangrijk is wel dat die betrokkenheid van bovenaf wordt gesteund, stelt Geertje Slingerland, onderzoeker aan de TU Delft. Initiatieven die alleen bottom-up zijn, zijn vaak te kwetsbaar. Een combinatie van bijvoorbeeld bewoners die een parkje onderhouden en de gemeente die hen daarvoor financieel steunt, werkt doorgaans het best. 

De rode draad van de SDG‘s is een samenleving waarin iedereen kan meedoen.

Leidraad voor sociale duurzaamheid

Het werken aan sociale duurzaamheid gebeurt in Nederland inmiddels in een formele samenwerkingsvorm: de Alliantie Sociale Duurzaamheid. Deze alliantie van zo’n twintig investeerders en ontwikkelaars, waaronder BPD, werd in 2023 opgericht en kwam in 2024 met vijf ‘leidende principes’ voor sociale duurzaamheid. Bij projecten in de gebouwde omgeving willen deze partijen de mens en de gemeenschap centraal zetten.

De leidende principes daarbij zijn: partijen verdiepen zich in de leefwereld en behoeften van mensen en gemeenschappen waarin ze actief zijn, ze creëren en onderhouden gebouwen en gebieden die het welzijn en de gezondheid beschermen en bevorderen, ze zetten in op versterking van de sociale cohesie door lokale initiatieven en sociale infrastructuur, ze nemen een nieuwsgierige leerhouding aan en zetten zich in voor duurzame sociale impact. Naast de alliantie zijn er diverse initiatieven die sociale duurzaamheid bevorderen. Die variëren van de landelijke organisatie Butterfl y Effect die met ‘buurtverbinders’ de sociale cohesie in bestaande wijken stimuleert, tot lokale initiatieven rondom nieuwbouw. Zo is sociale duurzaamheid een belangrijk thema in de plan- en ontwikkelfase van de Almeerse nieuwbouwwijk Pampus, waar zo’n 75.000 mensen komen wonen. In die wijk komt er onder meer tijdens de planfase een grondig onderzoek naar een wijkontwerp dat ontmoeting stimuleert. 

Buitenlandse inspiratie

Ook in het buitenland zijn diverse mooie voorbeelden van sociale duurzaamheid te vinden. In de Duitse stad Freiburg heeft sociale duurzaamheid oude papieren. Bij de herontwikkeling van de wijk Vauban, die rond 1990 begon, koos de stad voor intensieve betrokkenheid van bewoners via ‘Baugruppen’. In acht jaar tijd werd een groene, innovatieve en levendige wijk gerealiseerd, waarbij bewoners zo’n 40 procent van de woningen zelf ontwikkelden. Dat maakte de woningen destijds goedkoop. Inmiddels zijn de prijzen gestegen tot marktconforme hoogte. Terugblikkend blijkt niet álles in Vauban een succes geworden. De aanpak was met name aantrekkelijk voor de hoogopgeleide, autochtone bevolking. Dat heeft geleid tot een vrij eenzijdige sociale samenstelling van de wijk.

In de Colombiaanse hoofdstad Bogota kreeg sociale duurzaamheid een totaal andere verschijningsvorm. Hier droeg een nieuw netwerk van snelbussen, TransMilenio, bij aan meer sociale gelijkheid. De mobiliteit van bewoners nam fors toe, waardoor het voor mensen uit goedkopere wijken verder van het centrum af mogelijk werd om toch een baan in het centrum aan te nemen. Door urenlange files was dat voordien niet mogelijk. Daarnaast daalde de luchtvervuiling in de stad aanzienlijk – een belangrijke indicator voor leefkwaliteit – en verminderde het aantal overvallen bij bushaltes met meer dan 80 procent. Tegelijk is ook de TransMilenio geen onverdeeld succes: het busnetwerk is inmiddels flink overbelast met 1,5 miljoen reizigers per dag (!) en daardoor onbetrouwbaar. Bovendien zijn buskaartjes, ondanks goede voornemens, voor de armste inwoners nog altijd niet betaalbaar.

Deze buitenlandse voorbeelden laten zien dat het belangrijk is om mogelijke onbedoelde effecten op de lange termijn grondig te onderzoeken. Daarnaast bevestigen deze voorbeelden precies het pleidooi van Janssen: bouw flexibiliteit in om plannen te kunnen bijsturen. 

Initiatieven en activiteiten die alleen bottom-up zijn, zijn vaak te kwetsbaar.

Meetbaarheid

De voorbeelden roepen de vraag op: hoe meet je sociale duurzaamheid? Hebben de inspanningen het gewenste effect? Daaruit kun je lering trekken voor de toekomst. Een belangrijk meetinstrument is de Monitor Brede Welvaart. De monitor die brede welvaart meet, kijkt niet alleen naar inkomen, maar bijvoorbeeld ook naar levensverwachting, tevredenheid over werk en vrije tijd, luchtkwaliteit, geluidshinder, contact met naasten en vertrouwen in instituties. Naast de welvaart van ‘hier en nu’, meet de monitor ook de brede welvaart elders en later. De monitor hangt nauw samen met de SDG’s van de Verenigde Naties. In het kader van sociale duurzaamheid is een blik op buurtniveau minstens zo interessant. Dat kan met de Leefbaarometer. Die laat zien hoe de leefbaarheid ervoor staat in alle bewoonde wijken, buurten en straten in Nederland. Indicatoren zijn bijvoorbeeld woningvoorraad, voorzieningen en overlast. Een meetinstrument dat specifiek naar de gezondheid en leefstijl kijkt, is de Buurtatlas van het RIVM. Op gemeente-, wijk- en buurtniveau zijn een groot aantal indicatoren in beeld gebracht, waaronder de ervaren gezondheid, eenzaamheid, mantelzorg en de ‘beweegvriendelijkheid’ van een omgeving.

Sociale duurzaamheid is dus in cijfers te vatten – tot op zekere hoogte. Juist omdat ‘zachte vragen’ zo belangrijk zijn bij sociale duurzaamheid, is kwalitatief onderzoek minstens zo belangrijk als kwantitatief. En – om het nog één keer te benadrukken – de flexibiliteit om plannen aan te passen. Want niets is tenslotte zo wispelturig als de wensen en voorkeuren van mensen. 

Meer inspiratie

Meetinstrumenten

  • De Monitor Brede Welvaart van het CBS meet (bijna) alles wat ons gelukkig maakt. cbs.nl
  • De Leefbaarometer van het ministerie van Binnenlandse Zaken meet tweejaarlijks indicatoren voor leefbaarheid. leefbaarometer.nl
  • De Buurtatlas van het RIVM brengt gezondheid en leefstijl in kaart. buurtatlas.vzinfo.nl


Landelijk initiatief

  • Butterfly Effect helpt organisatie en individuen om te bouwen aan zorgzame gemeenschappen voor bewoners met en zonder zorgvraag. butterflyeffect.nl

Mooie voorbeelden

  • Tien voorbeelden van sociale duurzaamheid in Nederland, verzameld door het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. volkshuisvestingnederland.nl

BPD Magazine ontvangen?

Dit artikel verscheen in BPD Magazine. De volgende editie kosteloos op uw deurmat ontvangen?