De sleutels tot verbetering waterkwaliteit
De Europese kaderrichtlijn kwam mede tot stand op initiatief van Nederland, dat als delta last had van vervuild water uit omringende landen dat via de grote rivieren het land binnenstroomde, met desastreuze gevolgen voor de natuur. Die instroom van vervuild water is sterk verminderd, niet in de laatste plaats door de Europese afspraken. Het lijkt er nu echter op dat Nederland zelf de afgesproken doelen in 2027 niet zal halen. Onderzoekers van Deltares, dat de waterkwaliteit in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat regelmatig evalueert, verwachten dat de afgesproken doelen voor nutriënten (stikstof en fosfor) en de ecologische toestand van de regionale wateren voor 50 tot 60 procent gehaald worden. Ook al stelt het onderzoeksinstituut in de tussentijdse evaluatie van eind 2024 dat ‘ongeveer de helft van de wateren rond een smalle marge van het doelbereik ligt’. Kortom, het is nog niet voldoende, het gaat wel de goede kant op, maar er moet meer gebeuren om de kwaliteit van het oppervlaktewater te verbeteren.

Weinig knoppen om aan te draaien
Volgens Ani Zalinyan, wethouder van de gemeente Heemskerk, lid van de VNG-commissie Wonen, Ruimte en Mobiliteit en portefeuillehouder voor de Kaderrichtlijn Water, vraagt de verbetering van de waterkwaliteit inzet op meerdere niveaus. De sleutel tot succes ligt echter in de landbouw. ‘Gemeenten lopen in de praktijk tegen grenzen aan als het gaat om het tegengaan van watervervuiling door landbouwactiviteiten. We zien dat gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen die binnen de geldende regelgeving worden gebruikt, toch negatieve impact hebben op de kwaliteit van het oppervlaktewater. Dat maakt het lastig om lokaal effectief te handelen zonder dat het Rijk duidelijke en striktere kaders stelt.’ Rens de Boer, strategisch adviseur Natuur & Landschap bij BPD, snapt haar punt maar al te goed. ‘Er is in Nederland altijd veel aandacht geweest voor de industriële lozers van stoffen die ons water vervuilen en daar is onze regelgeving dan ook op gebaseerd. Het is natuurlijk goed dat daar aandacht voor is, hoewel we nu ook nog met een groot PFAS-probleem zitten. Maar waar lange tijd te weinig aandacht voor was, zijn de emissies in het oppervlaktewater afkomstig uit de landbouw. De afspoeling van mest en bestrijdingsmiddelen die in het water terechtkomen, daarvoor is de wet- en regelgeving niet streng genoeg. Daardoor zijn er dus te weinig knoppen om aan te draaien en zo de waterkwaliteit te verbeteren.’
Waterbewustzijn ipv achteraf repareren
Zowel Zalinyan als De Boer ziet overeenkomsten met de stikstofcrisis. De Boer: ‘Het is een vergelijkbaar probleem: te lang is de uitstoot van meststoffen naar het milieu door het Rijk onvoldoende gereguleerd. Een lange periode is niet voorkomen dat dit een probleem voor onze leefomgeving zou worden.’ Waterschapbestuurder Sander Mager ziet het gebrek aan strenge regels voor de agrarische sector en de – vaak ook indirecte – lozingen van vervuilende stoffen door de industrie als belangrijke bron van de matige waterkwaliteit. ‘Maar het is ook een breder probleem. In het algemeen vinden we waterkwaliteit in Nederland nog steeds niet belangrijk genoeg, waardoor we – de waterschappen voorop – vooral bezig zijn met achteraf repareren in plaats van dat we vooraf borgen dat het water gewoon niet vervuild raakt. We zijn nog onvoldoende bezig om de fouten uit het “nu” en die van de toekomst te voorkomen.’ Volgens Mager speelt daarbij een algemeen gebrek aan waterbewustzijn een rol. ‘Industrie en landbouw zijn een probleem, maar consumenten spoelen ook nog steeds allerlei gekkigheid door het putje. Maar iedereen gaat er wel van uit dat iemand het wel weer een keer schoonmaakt en dat we altijd voldoende water tot onze beschikking hebben. En dan is de druk op ons watersysteem ook nog eens heel groot, want we gebruiken het voor van alles; voor drinkwater, recreatie, scheepsvaart, noem maar op. Dat maakt het ook lastig grijpbaar. Het is een complexe puzzel, omdat er veel verschillende bronnen zijn die invloed hebben op de waterkwaliteit.’
Randvoorwaarden voor goede kwaliteit
Dat is het grotere verhaal, maar kan gebiedsontwikkeling lokaal bijdragen aan een betere waterkwaliteit? Zalinyan ziet daar zeker mogelijkheden, maar benadrukt dat het niet de bedoeling mag zijn dat ontwikkelaars, en daarmee woningzoekenden, opdraaien voor structurele milieuproblemen. De overheid moet volgens haar zorgen voor de juiste randvoorwaarden en een goede kwaliteit van het oppervlaktewater. ‘Gebiedsontwikkeling kan een rol spelen, waar het gaat over uitvoering en koppelkansen. Het is niet wenselijk dat ontwikkelaars voor onverwachte kosten komen te staan door vervuiling die buiten hun invloed ligt.’ Ze wijst op een nieuwe wijk in Doetinchem, waar onverwacht € 1 miljoen als tegenvaller op de balans kwam doordat het grondwater vervuild bleek te zijn. ‘Voor de realisatie van nieuwe projecten moet vaak grondwater verplaatst worden, geloosd op het oppervlaktewater. Maar als dat water vervuild is, dan krijgen ontwikkelaars daar geen vergunning voor. Dat betekent niet alleen extra kosten om het water te zuiveren, maar ook tijdverlies, iets wat we juist niet kunnen gebruiken in tijden van woningcrisis.’ Bouwend Nederland berekende twee jaar geleden dat aan de problemen met de waterkwaliteit voor de bouwsector een prijskaartje van grofweg € 17,5 miljard hangt als gevolg van extra maatregelen en vertraging van gebiedsontwikkeling. ‘En dan zijn de extra kosten voor overheden nog niet meegerekend, want als wij een weg moeten verplaatsen, dan heeft dat eveneens financiële gevolgen.’

Infiltratie van buitenaf
De Boer ziet het in zijn praktijk nog niet voorkomen dat projecten worden stilgelegd vanwege de waterkwaliteit. ‘Het kan zeker een probleem zijn binnen bestaand stedelijk gebied dat vervuild grondwater op een transformatielocatie naar een nabijgelegen buurt sijpelt. Meestal realiseren wij woonwijken in gebieden net buiten de bestaande stad. Dan wordt het lage grondwater in agrarisch gebied – boeren vinden het prettig als de grondwaterstand laag is – vaak verhoogd en gelijkgetrokken met het peil in stedelijk gebied. Daardoor ontstaat meteen een soort tegendruk, waardoor vervuild water uit het landelijke gebied niet of nauwelijks in de beoogde nieuwe woonwijk terechtkomt. Het verhogen van de grondwaterstand heeft eigenlijk altijd direct een positief effect. We hebben wel te maken met infiltratie van water van slechte kwaliteit van buitenaf als we aan woongebieden op een lage plek in het regionale watersysteem werken. Dat vraagt dan om ingrepen die zowel qua ruimte als qua kosten een grote impact hebben binnen een gebiedsontwikkeling.’
We vinden waterkwaliteit niet belangrijk genoeg, waardoor we vooral bezig zijn met achteraf repareren
Water vasthouden
Waar gebiedsontwikkelaars direct invloed op hebben, is het zorgen voor een zo goed mogelijke waterkwaliteit binnen het te ontwikkelen gebied. Daarbij speelt het verwerken van hemelwater in de wijk zelf een voorname rol. ‘Als we goed kijken naar de opgaven om regenwater op te vangen en voldoende oppervlaktewater aan te leggen in een nieuwe wijk, dan kun je daarmee een gezonde waterstructuur maken.’ Daar is een directe link met klimaatadaptatie. ‘Neem dit voorjaar’, zegt De Boer. ‘Het is de afgelopen jaren heel droog geweest en in een wijk merk je dan direct het gevolg als je hemelwater te snel afvoert naar het oppervlaktewater of naar het riool. De regels voor het opvangen van hemelwater zijn meestal goed voor de waterkwaliteit. We vangen regen op in de bodem en houden het zo lang mogelijk in het gebied vast. Want als water via wegen afstroomt naar sloten of plassen, dan komt dat de kwaliteit van het water meestal niet ten goede. Oliën, microplastics, het water wordt dan vervuild, ook al kunnen natuurvriendelijke oevers die vervuiling wat verlichten.’
Voor een gezonde waterstructuur zijn de opvang van regenwater en aanleg van voldoende oppervlaktewater essentieel
Waterschappen juichen de ontwikkeling van natuurvriendelijke oevers die geleidelijk van land naar water overlopen ook toe, zegt Mager. ‘Gemeenten stellen die steeds vaker als eis aan ontwikkelaars. Het is een goede maatregel; goed voor de waterkwaliteit, omdat het een transitiezone is en water gezuiverd kan worden, en goed voor de biodiversiteit. Veel mensen vinden het ook mooi en het leidt tot meer groen in de stad. Als je dat op grotere schaal doet, dan ben je als stad ook klimaatrobuuster. Ik denk dat dit soort dubbele wins niet alleen goed is voor de leefomgeving, maar het eveneens makkelijker maakt om de waterkwaliteit te agenderen. Het biedt immers de mogelijkheid meerdere doelen tegelijk te halen.’ Mager probeert met zijn waterschap dan ook eerder in het proces van gebiedsontwikkeling aan tafel te zitten. ‘Er is nog geen duidelijke incentive om ons uit te nodigen bij de eerste planvorming van een gebied, maar wij willen het wel graag. Ook om het langetermijnperspectief in het oog te houden, want een goedkope oplossing nu kan de businesscase haalbaar maken, maar uiteindelijk tot hogere maatschappelijke kosten leiden. Mijn ervaring is dat als wij aan tafel zitten, ook de meeste ontwikkelaars tot de conclusie komen dat we samen een beter en robuuster plan maken.’
Filteren en bufferen
Een mooi voorbeeld is het al gerealiseerde Kortenoord in Wageningen, zegt De Boer: ‘Het gaat om een kwetsbaar gebied aan de rand van de Gelderse Vallei. Bij de nieuwe wijk zijn helofytenfilters geplaatst die het water dat erin komt langzaam zuiveren door middel van een rietveld. Daarnaast is er een grote waterretentiebak aangelegd om water op te slaan voor in droge periodes. Dat soort maatregelen werkt heel goed om de waterkwaliteit te verbeteren. In deze gebiedsontwikkeling heeft waterkwaliteit echt een voorname plek gekregen.’ Maar waterkwaliteit is ook niet de enige opgave in een gebied, zo weet De Boer. ‘Het is altijd een afweging welk water je tot welk niveau kunt reinigen. En: past het dan ook nog in de puzzel die je in een gebiedsontwikkeling te leggen hebt?’ Voor de Gnephoek bij Alphen aan den Rijn werkt De Boer nu mee aan de contouren en principes van de toekomstige woonwijk. ‘Het is nu nog een agrarisch gebied met een slechte waterkwaliteit en die wordt straks ontkoppeld van de agrarische omgeving. Daarna wordt de wijk volledig door regenwater gevoed. Maar als er heel droge periodes zijn, dan zullen we water uit de Oude Rijn moeten toelaten dat helaas van minder goede kwaliteit is. Helofytenfilters zijn in dit geval geen optie, omdat die dan zo groot moeten zijn dat we daar de ruimte niet voor hebben – mede omdat we ook enkele tientallen hectare natuur aanleggen. Dan moet je andere oplossingen bedenken, zoals het opvangen van regenwater in buffers. Bijvoorbeeld onder de grond, zodat dat water gebruikt kan worden in tijden van droogte.’

Meanderen
Bij de ontwikkeling van nieuwe gebieden stellen gemeenten niet alleen hun eisen als het gaat om een duurzame inrichting, gebiedsontwikkelaars hebben ook steeds vaker ecologen zoals De Boer in dienst. Bovendien zijn waterschappen steeds nadrukkelijker betrokken in gebiedsontwikkeling, zegt De Boer. ‘Wij zoeken ze tegenwoordig ook vaker op met de vraag: wat zijn jullie opgaven in dit gebied en hoe zou ons project daarbij kunnen helpen?’ En dat zijn geen loze woorden, want BPD is in Sint-Michielsgestel bezig met de ontwikkeling van een nieuwe wijk aan de Dommel. Het gekanaliseerde riviertje treedt soms buiten zijn oevers en het idee van gemeente, gebiedsontwikkelaar én waterschap is nu om de Dommel meer bewegingsruimte te geven. De Boer: ‘We willen het anders doen dan in de jarentachtigwijk die aan de andere kant van de rivier ligt en die zich afkeert van het water door middel van een dijk. Het is natuurlijk aantrekkelijk voor mensen om aan het water te wonen, maar dat is alleen het geval als de waterkwaliteit ook goed is. Daarvoor moet de rivierbodem worden gesaneerd, te beginnen bij de Belgische grens. Samen met het waterschap maken we daarom een plan, zodat de schoongemaakte rivier straks door het landschap en langs de nieuwe wijk kan meanderen.’
Over De Kaderrichtlijn Water
De Kaderrichtlijn Water (KRW) is een Europese richtlijn die gericht is op het verbeteren van de kwaliteit van gronden oppervlaktewater in de EU, met als doel schoon en ecologisch gezond water te waarborgen. Dit houdt in dat lidstaten maatregelen moeten nemen om watervervuiling te verminderen, duurzaam watergebruik te stimuleren en de mogelijkheden voor ecosysteemdiensten te waarborgen. Nederland is verplicht om uiterlijk in 2027 aan de doelen van de KRW te voldoen. Dit omvat het verbeteren van de waterkwaliteit van ongeveer 750 oppervlaktewateren en 23 grondwaterlichamen. Volgens Marjolijn van de Zandschulp, coördinerend hoofdingenieur-directeur Natuur en Waterkwaliteit bij Rijkswaterstaat: ‘We zijn goed op weg: zo’n 75 procent van de KRW-maatregelen in de 45 rijkswateren is al gerealiseerd. Om de doelen tijdig te halen, is samenwerking met alle partners, zoals provincies, waterschappen en natuur beherende organisaties, essentieel. Regionaal zijn samenwerkingen opgezet, zoals met Staatsbosbeheer voor een aantal gebieden in Overijssel, Gelderland en Utrecht. In 2024 is gestart met de voorbereiding van de vierde KRW-periode, die tot 2033 loopt. Zo kan het werk aan waterkwaliteit, en dus aan schoon en gezond water, ook na 2027 onverminderd doorgaan.’