Match tussen omgeving en welbevinden

Gezondheid en welbevinden moeten bij aanbestedingen en gebiedsontwikkelingen meer aandacht krijgen, vindt omgevingspsycholoog Joren van Dijk. Ook als dat ten koste gaat van de gebruikelijke focus op kosten en baten. Dat vraagt om leiderschap: ‘Iemand aan de top moet zeggen: “Mensen, dit is belangrijk” – en dat blijven herhalen.’

Omgevingspsychologie biedt inzicht in hoe de gebouwde omgeving het gedrag en de gevoelens van mensen beïnvloedt. Waar voelen we ons prettig en waar juist niet? En vooral: waarom? Cijfermatig is de causale relatie tussen factoren in de fysieke ruimte lastig aan te tonen, maar elementen in de gebouwde omgeving werken wel degelijk door in hoe we ons gedragen en voelen. Zo toont onderzoek aan dat het ervaren van natuur een sneller herstel van stress en mentale belasting kan bevorderen. Hetzelfde geldt voor een beter ‘leesbare’ omgeving, wat mensen helpt om de weg te vinden. In rustige, eenduidig ingerichte ruimten herkent iemand sneller welk gedrag er verwacht wordt en is de kans op afwijkend gedrag kleiner. Daartegenover staat dat een ruimte of omgeving waar velen gelijktijdig bij elkaar zijn, soms als stressvol wordt ervaren en ‘terugtrekgedrag’ in de hand speelt. Als er te veel prikkels in hun omgeving zijn, presteren sommige mensen bovendien slechter op moeilijke taken.

Joren Van Dijk Bpd Bouwfonds Gebiedsontwikkeling
Drukke en rustige plekken

Gebiedsontwikkelaars kunnen hierop anticiperen door ruimte te creëren voor zowel drukke als rustige plekken. Leg bijvoorbeeld achter een hectische verkeersader met veel winkels en bedrijvigheid een parkje aan, zodat mensen de keuze hebben om zich terug te trekken. Zo hebben ze bovendien zelf controle over het soort omgeving waarin ze willen zijn. Doordat ze die controle ervaren, beleven ze stressvolle situaties als minder stressvol. Een ander voorbeeld van de positieve werking van controle is bijvoorbeeld bij het ervaren van overlast van bouwgeluiden buiten een woning. Iemand die de mogelijkheid heeft om zelf een raam dicht te doen tegen de overlast, zal minder overlast ervaren ten opzichte van iemand die een raam heeft dat niet zelf kan worden gesloten, of dat standaard dicht zit. Er zijn tal van manieren om een (nieuwe) leefomgeving af te stemmen op ruimtelijke behoeften van bewoners, maar niet elke oplossing werkt in elke situatie. Van pleinen, speeltuinen en bankjes weten we dat ze spontane ontmoetingen tussen buurtgenoten kunnen stimuleren. Denk ook aan veranda’s aan de voorzijde van woningen, zodat bewoners in de veiligheid van de eigen woning voorbijgangers kunnen observeren, begroeten en aanspreken. Maar dit zijn geen one-size-fits-alloplossingen; in een buurt met een lage sociale veiligheid is de kans op ontmoeting kleiner en kan een veranda zijn doel voorbijschieten. Het afstemmen van de fysieke omgeving op de behoeften van bewoners vraagt dus om maatwerk. Bij een goed ontwerp is rekening gehouden met de ruimtelijke, persoonlijke en culturele context van een plek. Dat verhoogt de kans op sociale veiligheid, spontane interactie, herstel van stress en mentale belasting, oriëntatie in een onbekende ruimte en verbetert de keuze tot privacy.

Omgeving afgestemd op behoeften bewoners

Dat een nadrukkelijke inzet voor gezondheid, welbevinden en woonplezier loont, blijkt bij De Tuunen op Texel. Deze woonwijk bestaat uit in totaal 140 sociale en vrijesectorhuurwoningen, koopwoningen en tiny houses. Sommige woningen zijn bestemd voor mensen met dementie en cliënten uit de jeugdzorg. De wijk is autoluw en opgebouwd uit hofjes met veel groen, waaronder een gezamenlijke moestuin. Er is veel contact met medebewoners, en grote onderlinge bereidheid om elkaar te ontmoeten en te helpen waar nodig. Uit een studie van het Louis Bolk Instituut, dat onderzoek doet naar onder meer leefstijl en gezondheid, blijkt dat bewoners sinds ze in De Tuunen wonen een positieve verandering ervaren in hun mentale gezondheid. Bijzonder aan dit onderzoek is dat het – naast de positieve impact voor bewoners – ook aantoont hoe de verandering van de leefomgeving tot diverse financiële besparingen heeft geleid. Zo zijn de zorgkosten gedaald, omdat cliënten minder begeleiding van professionals en minder medicatie nodig hebben. Het gemeenschappelijke onderhoud van het aanwezige groen bespaart eveneens kosten.

Dominantie van Excel-sheets

De Tuunen is in die zin een uitzondering. In veel gebiedsontwikkelingen is vaak wel aandacht voor gezondheid, het welbevinden en het woonplezier van de eindgebruikers, maar hóe dat bereikt moet worden, blijft vaag. Het blijft vaak steken in goede intenties. Hiertoe zie ik een aantal redenen. In sommige gevallen ontbreekt het nog aan kennis bij de opdrachtgever. In de gestelde eisen en randvoorwaarden zijn gedrags- en ervaringsdoelen te abstract geformuleerd, waardoor uitvoerders er alle kanten mee op kunnen. Vaak ontbreekt ook de context: waarom is dat doel belangrijk? En wat speelt er in de buurt of omgeving? Of er is wel een doel geformuleerd maar het wordt aangevlogen als bouwtechnische vraag, niet als een sociaal vraagstuk. Vooral bij de aanbesteding- en planningsfase van een gebiedsontwikkeling merk ik dat vaak nog onvoldoende rekening wordt gehouden met gedrags- en ervaringsdoelen. In beoordelingscriteria wordt veel waarde toegekend aan het bod en minder aan de kwaliteit van het ontwerp. Ik constateer: kostenefficiëntie en een gezond financieel resultaat zijn belangrijk, maar kunnen leiden tot een dominantie van de Excel-sheets. Met vooral veel ruimte voor elementen die zich gemakkelijk laten kwantificeren, zoals te exploiteren oppervlakten, bouwvolumes, grondprijs en verwachte huurprijzen.

Ik pleit ervoor om naast de factor geld meer rekening te houden met de factor welbevinden. Laat hierbij niet alleen experts op het gebied van ruimtelijke ordening en ecologie meedenken, maar ook deskundigen die kijk hebben op sociale aspecten, zoals iemand van de gemeentelijke afdeling Sociale Zaken, of een omgevingspsycholoog of stadssocioloog. Het helpt om een visie op ruimtegebruik te formuleren: wat willen de aangesloten partijen met deze plek en waarom? Maar ook: wat zijn de behoeften van bewoners? Hoe zorgen we ervoor dat zij nu en in de toekomst veilig, gezond en prettig samenleven? Uiteindelijk is het alle partijen dáár om te doen. Laten we de sociaalmaatschappelijke opbrengst in kaart brengen en meewegen in plannen. Laten we onze blik verruimen.

Als de nadruk ligt op het snel uit de grond stampen van woningen, is daar dan wel het goede denkproces aan vooraf gegaan?

Ontmoeting specificeren

Dat begint met het zo concreet mogelijk benoemen van de doelstellingen. Welke ervaringen wil je dat mensen in een omgeving opdoen? ‘Ontmoeting’ geldt vaak als toverwoord, maar het wordt zelden gespecificeerd. Hoe zie je die ontmoetingen precies voor je? Welke verschillende soorten plekken heb je daarvoor nodig? En wat betekent ontmoeten voor de doelgroep, waarom is dat voor hen belangrijk? Ik verbaas me soms over het grote verschil tussen de initiële eisen en randvoorwaarden van een plan en het beeldkwaliteitsplan dat er dan ontstaat voor de toekomstige woonomgeving. Het ene rept van de wens dat mensen zich ergens thuis gaan voelen; het andere laat minimalistische, kille plaatjes zien waarin dat gewenste thuisgevoel amper is terug te vinden. Dit kan beter op elkaar afgestemd worden door de eisen nauwkeuriger te specificeren: wat versta je precies onder menselijke maat en kleinschaligheid? In welke mate mogen bewoners de ruimte personaliseren? In hoeverre mogen ze hun eigen plek claimen? En in hoeverre hebben ze de optie anderen op te zoeken of zich af te zonderen? Het zou daarnaast helpen om de behoeften van bewoners zo vroeg mogelijk in het proces te laten meewegen. Wacht niet af tot de realisatie maar ga al tijdens de aanbestedingsfase en planning met bewoners van omliggende straten en wijken in gesprek. Onderzoek naar de gebruikersbehoeften (met user journeys, personas en scenario’s) of een instrument als post occupancy evaluation (waarbij na enkele jaren wordt onderzocht hoe ontwerpkeuzes door eindgebruikers worden ervaren) helpt om betere keuzes te maken. Als er namelijk geen match is tussen de behoeften van bewoners en hun omgeving, dan bestaat de kans dat ze die omgeving zelf gaan aanpassen. Een voorbeeld: schuttingen: zijn bij ontwerpers niet geliefd, maar beantwoorden wel aan de behoefte van bewoners om zich te kunnen afzonderen van anderen. Zorg dat dit in het gebiedsontwerp voldoende geborgd is, anders kan er een misfit ontstaan en gaan mensen zelf die schutting plaatsen. Gebruikersonderzoek kan dit ondervangen

Joren Van Dijk Bpd Bouwfonds Gebiedsontwikkeling
Joren van Dijk studeerde psychologie aan de Universiteit Twente en is medeoprichter van adviesbureau De Omgevingspsycholoog. Van Dijk ondersteunt ontwikkelaars, bouwers, overheden en semioverheden in tendertrajecten en gebiedsontwikkelingen bij het opstellen van gedragsen ervaringsdoelen. Hij maakt de consequentie van ontwerpkeuzes voor gedragsen ervaringsdoelen inzichtelijk.

Herhalen van boodschap

Om de invloed van de gebouwde omgeving op ons gedrag en gevoel structureel een rol te geven in gebiedsontwikkelingen, is leiderschap nodig. Gedrags- en ervaringsdoelen moeten evenwaardig zijn aan de Excelsheets met kostenplaatjes. Daarvoor heb je mensen nodig – bijvoorbeeld aan de top van betrokken organisaties – die zeggen ‘Dit is belangrijk’, en die boodschap vervolgens blijven herhalen. Dat begint bij het opstellen van een sociaal-maatschappelijke visie op het ruimtegebruik waarin de behoeften van bewoners zijn opgenomen. En het moet uitmonden in concrete ruimtelijke strategieën die hiermee rekening houden, zoals de keuze voor bepaalde gezamenlijke voorzieningen, de inrichting van ontmoetingsplekken of het creëren van een buitenruimte op de hogere etages van een appartementengebouw. Op deze manier raakt ook de factor welbevinden ingeslepen in het proces van gebiedsontwikkeling en wordt die net zo normaal als kostenafwegingen.

BPD Magazine ontvangen?

Dit artikel verscheen in BPD Magazine. De volgende editie kosteloos op uw deurmat ontvangen?