Een simpele formule voor groen

We moeten ons hard maken voor een standaard groennorm in Nederland, is de boodschap van Cecil Konijnendijk, directeur van Nature Based Solutions. Met dat uitgangspunt zijn velen het eens, maar als het over de invulling van die norm gaat worden de wensen toch een stuk minder concreet. Zelf ontwikkelde hij de 3-30-300-regel die door veel gemeentes als groennorm wordt omarmd.

Nederlandse steden zijn niet groen genoeg, zo stellen twee ministeries in de handreiking Groen in en om de stad. Dat knelt des te harder omdat door de groeiende bevolking en bijbehorende woningbouwopgave, verminderde biodiversiteit en klimaatverandering het belang van voldoende bomen, parken en tuinen in de stad groter is geworden. Duitsland had in de negentiende eeuw al een groennorm die als instrument voor de stadsplanning werd gebruikt en voorschreef hoeveel vierkante meter groen er nodig was per bewoner en per huis. Die norm was heel algemeen. Er werden geen eisen aan het soort groen gesteld.

We weten inmiddels veel meer over de belangrijke invloed van bomen en groen in de stad. Het potentieel van groen voor de stad wordt niet langer onderschat. Nu is het zaak om de kennis over wat groen voor ons doet toe te passen. De aandacht is er gelukkig. Ik heb vijfentwintig jaar in het buitenland gewoond. Als je zolang weg bent geweest valt des te meer op hoe het thema hier in Nederland is opgebloeid. Klimaatverandering is een belangrijke trigger. Mensen willen in een wijk wonen die duurzaam is. Een andere trigger is mentale gezondheid en het effect van buiten zijn. Sinds de coronapandemie zijn we meer gaan beseffen hoe belangrijk groen voor ons is. 

Image
Cecil Konijnendijk is onderzoeker, docent en adviseur op het gebied van stedelijke bosbouw en vergroening. Hij is medeoprichter van het Nature Based Solutions Institute. Daarnaast is hij hoofdredacteur van het tijdschrift Arboriculture & Urban Forestry.
Daadkrachtig

Toch is het niet zo eenvoudig om die bewustwording in daden om te zetten. Bij het inrichten van de beperkte ruimte in een stad wordt er vaak flink onderhandeld en moet groen concurreren met parkeerplaatsen, wegen en huizen. De traditionele zienswijze is: laten we zorgen voor een park of het aankleden met wat groen, zodat de wijk er leuker uitziet. Wat het lastig maakt is dat bomen, parken en tuinen moeilijk in normen vast te leggen zijn. Groen is onvoorspelbaar. Het groeit en past niet zo makkelijk in een hokje. Met zo’n ongrijpbare factor sta je niet sterk in het politieke spel en zo wordt groen al snel een bijzaak. Om de aandacht vast te houden heb je een groennorm nodig die zo concreet mogelijk is en eisen stelt. Je moet groen zien, erin leven en het gebruiken. Je hebt buurtparken nodig om in te wandelen, groenstroken in je wijk en bomen in je straat. Oftewel gebruiksgroen, omgevingsgroen en zichtbaar groen. Dat moet je verpakken in een genuanceerde norm waarmee je de taal van de stedenbouwkundige spreekt. En getallen en normen behoren tot zijn vocabulaire.

We hebben bomen nodig. Die zijn net zo belangrijk als huizen, straten en winkels.

Stelregel

In de door mij ontwikkelde 3-30-300- regel heb ik rekening gehouden met de verschillende rollen die het groen als gebruiksgroen, omgevingsgroen en zichtbaar groen in de stad vervult. Je wil vanuit je raam drie volwassen bomen kunnen zien. Daarnaast moet iedere wijk voor dertig procent overschaduwd worden door bomen. Dan gaat het dus om genoeg grote bomen. Ten slotte moet ieder huis maximaal driehonderd meter verwijderd zijn van een hoogwaardig openbaar groengebied zoals een park of stadsbos. Dat laatste is in veel gemeenten al een geaccepteerde norm. Als stelregel biedt het fl exibiliteit. In een historische binnenstad zullen die drie componenten zich op een andere manier tot elkaar verhouden dan in een nieuwbouwwijk.

Je moet niet lukraak groen toevoegen. Als je de groei van biodiversiteit wil stimuleren, dan zul je misschien meer gemengde vegetatie benadrukken. Wanneer je de juiste planten kiest, dan volgen de dieren vanzelf. Je kan de stelregel ook uitbreiden met varianten voor verschillende type wijken. In Groningen is bijvoorbeeld een Urban Forest Masterplan ontwikkeld, waarbij er verschillende plannen zijn om de dertig procent schaduw van bomen te realiseren. Het is een simpele formule die voor iedereen, van stadsbewoner tot politicus, te begrijpen is en hij is ook wetenschappelijk onderbouwd. Zo blijkt uit onderzoek dat bomen een belangrijke invloed hebben op klimaat en gezondheid. Ze geven veel winst in korte tijd. Naarmate de schaduw van bomen toeneemt, gaat de temperatuur op een warme zomerdag met een paar graden naar beneden. Dat betekent dat je meer mensen gezond houdt. Daarnaast verbetert ook de mentale gezondheid. 

Hoge lat

De aanzet tot een standaard groennorm werd vorig jaar gegeven met een rapport dat in opdracht van Staatsbosbeheer, Vogelbescherming Nederland, Natuur & Milieu en ANWB is geschreven door ingenieursbureau Sweco. Daarin worden diverse groennormen, waaronder de 3-30-300-stelregel, onderzocht. In het rapport van Sweco wordt over de 3-30-300-regel opgemerkt dat een overgrote meerderheid van de onderzochte buurten slechts voldoet wanneer alle straten in een buurt autovrij worden gemaakt. Ook zal een significant gedeelte van de buurten hierdoor nooit kunnen voldoen aan de richtlijn. Toch vind ik dat mijn regel wel als basis voor groennorm kan dienen. Wanneer je de huidige situatie als uitgangspunt neemt vormen parkeerplaatsen een bottleneck, maar wat men zich moet realiseren is dat veel steden in een transitie zitten. Op het gebied van energie en mobiliteit vinden er grote veranderingen plaats. Het individuele autobezit zal drastisch verminderen. 

Groen is onvoorspelbaar. Het groeit en past niet zo makkelijk in een hokje.

Dat biedt mogelijkheden voor vergroening in de komende decennia. Gelukkig hoeven we niet zo lang te wachten. Ook nu kan er al meer dan men denkt. Uit haalbaarheidsstudies in Berlijn en in Malmö blijkt dat ze de schaduw van bomen in de openbare ruimte al op korte termijn kunnen verdubbelen. Met als uitgangspunt ‘leven met de natuur’ geven deze steden ruimte aan grote bomen, ook in verdichte delen van de stad. Berlijn heeft vanuit zijn historie altijd al veel ruimte voor bomen gehad, maar ook Malmö zet grote stappen. Daar hebben ze geanalyseerd waar in de stad nog ruimte is om bomen te planten. Bijvoorbeeld door kabels en leidingen te clusteren, zodat wortels ruimte hebben om te groeien. En het blijft niet bij woorden. In Malmö worden nu al bomen geplant in wijken die slecht scoorden op de 3-30-300-regel.

Van deze buitenlandse voorbeelden leren we hoe je beleid concreet maakt en samenwerkingsverbanden creëert tussen stedenbouwkundigen, de groenafdeling van een gemeente, de projectontwikkelaar en de architect. De groenafdeling krijgt een stem in een project en stelt bijvoorbeeld eisen aan de boomsoort. In die fase krijg je overigens wel te maken met totaal andere praktische uitdagingen. Beschik je bijvoorbeeld over voldoende gekwalificeerd personeel om dat groen te onderhouden? In die praktische beheerkant moeten veel gemeenten een inhaalslag maken. 

Krachtig signaal

In het eerdergenoemde rapport van Sweco wordt een oproep gedaan om een Nederlandse norm te introduceren. Het geeft een krachtig signaal als de nationale overheid zo’n harde norm omarmt. Die top-down push zorgt ervoor dat gemeenten ermee aan de slag gaan. Dat zie je in Vlaanderen: daar is de 3-30-300-stelregel onderzocht en in aangepaste vorm geïntroduceerd als nationale groennorm. De drie bomen als uitzicht vanuit het raam en de maximale afstand van driehonderd meter tot een stadspark zijn overgenomen. Maar in plaats van dertig procent schaduw van bomen stelt de Vlaamse groennorm dat waar dertig procent niet haalbaar is je dat mag compenseren met struiken of planten, maar dan wel met een dubbele hoeveelheid. Dus als je in een wijk maar twintig procent schaduw van bomen realiseert, dan moet daar geen tien maar twintig procent andersoortig groen tegenover staan.

Het Vlaamse voorbeeld laat zien dat je meer bereikt met een harde norm. De 3-30-300-stelregel brengt de discussie rondom groen in de stad een stapje verder. Er wordt door projectontwikkelaars en architecten nu anders gekeken naar de noodzaak van groen, maar het is toch vooral nog een vertrekpunt. Een standaard groennorm is het daarom niet. De verschillende stakeholders willen graag duidelijkheid. Daarvoor moet je een standaard groennorm ontwikkelen die in steen gebeiteld is en waar je zonder goede argumenten niet van kan afwijken. Een stelregel van 3-30-300 is overzichtelijk en goed toepasbaar. Een stad wordt alleen groener als je er prioriteit aan geeft. We hebben bomen nodig. Die zijn net zo belangrijk als huizen, straten en winkels. 

BPD Magazine ontvangen?

Dit artikel verscheen in BPD Magazine. De volgende editie kosteloos op uw deurmat ontvangen?