Woningbouw als hefboom voor landschappelijke kwaliteit

Nieuwe leefomgevingen moeten worden ontwikkeld in zorgvuldig evenwicht met landschap en natuurlijk kapitaal, uitgaande van bodem en water. Maar wat is dat, ‘ontwikkelen met het landschap’? Hoe doe je dat? En hoe doe je het goed?

Aan de oevers van de Oude Rijn bij Alphen aan den Rijn ligt de Gnephoek: een weidegebied met historische watergangen. Nu is het nog een leeg, agrarisch gebied. Alleen de Maximabrug, die vanuit Alphen de polder insteekt, herinnert aan wat hier staat te gebeuren. De kogel is politiek nog niet helemaal door de kerk, maar over een tijd kun je hier midden in het landschap wonen met overal waar je kijkt: water en groen. Het bestaande landschap wordt hier niet compleet opgeofferd aan de woningbouw, zoals in de jaren zeventig en tachtig nog gebeurde in de naburige wijk Ridderveld – waar het oorspronkelijke weidelandschap werd bedolven onder ophoogzand. In de Gnephoek wordt straks ontwikkeld vanuit de ondergrond, waaronder het veenweidelandschap met zijn specifieke kenmerken. Hiermee is de gebiedsontwikkeling illustratief voor een bredere trend, waarbij het landschap wordt versterkt en verduurzaamd, en – met nieuwe woningen en voorzieningen – als het ware naar een hoger niveau wordt getild. 

Groen bij de woning’ werd 'een woning in het groen

Lagenbenadering

Dat gebeurt via een ‘lagenbenadering’. Het natuurlijk systeem – bodem, water, biodiversiteit – en unieke landschappelijke elementen van de locatie vormen het vertrekpunt voor letterlijk alle onderdelen van de gebiedsontwikkeling. Gelijktijdig zul je de ontwikkeling zien van het landschap (van landbouw naar natuur of nieuwe vogelgebieden), het water (daar komt meer ruimte voor om rekening te houden met zowel droge als natte perioden) en nieuwe woningen. Zodoende is de Gnephoek straks voorbereid op een toekomst – tot diep in deze en de volgende eeuw – waarin niet alleen duizenden nieuwe woningen beschikbaar zijn voor bewoners van Alphen en wijde omstreken, maar waar het landschap ook klimaatbestendig én toegankelijk is geworden. Er is ruimte gemaakt voor klimaatmaatregelen, waterberging, duurzame energie, natuur én recreatie. De integrale aanpak in deze manier van werken sluit aan op de inrichtingsprincipes van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI), de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomst en de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. Er wordt hoog ingezet. Het plan voor de Gnephoek is een toonbeeld van 'landschappelijk ontwikkelen'. Een breed, niet altijd even goed vatbaar begrip dat nog het best is te omschrijven als het met natuurlijk kapitaal (bodem, water, biodiversiteit) ontwikkelen van toekomstbestendige, gezonde leefomgevingen. Hierbij wordt grootschalige gebiedsontwikkeling integraal gekoppeld aan duurzame transities (energie, natuur, klimaat) en het verbeteren van landschappelijke kwaliteit. Denk daarbij aan cultuurhistorische waarde, belevingswaarde en ecologische waarde. Iedere nieuwe gebiedsontwikkeling jaagt dus de versterking van landschappelijke kwaliteit en duurzame transities aan, in onderlinge samenhang en vanuit het natuurlijk systeem.

Landschappelijk Ontwikkelen Bouwfonds Gebiedsontwikkeling

Eén gereedschapskist

Helemaal nieuw is dit allemaal niet. Historische cultuurlandschappen worden allang niet zomaar begraven onder dikke lagen zand als er nieuwe woningen moeten komen. Sinds de jaren negentig zijn de ontwerpinstrumentaria van de landschapsarchitect en de stedenbouwer ‘verder verfijnd en in elkaar geschoven tot één gereedschapskist’, schreven Leo Pols en landschapsarchitect (en ex- Rijksadviseur voor het landschap) Berno Strootman al in hun boek De landschapsstad uit 1998. 'Natuur, infrastructuur en duurzame watersystemen zijn nu een belangrijk onderwerp in de plannen.’ Maar de landschappelijke kwaliteiten worden sinds de eeuwwisseling wel anders in de buurt van de woning gebracht dan bij de tuinstad (jaren dertig) of de parkstad (jaren vijftig), toen 'groen in de stad’ ook al zichtbaar werd. In die jaren ging het om ‘groen bij de woning’, doorgaans als reactie op de ongezonde leefomstandigheden in de stenige stad van de negentiende en begin twintigste eeuw. De ommekeer begon in de jaren tachtig, bij de wijk Prinsenland in Rotterdam, waar de oorspronkelijke agrarische verkaveling goed zichtbaar werd gemaakt in het stedenbouwkundig plan. Daar staat ‘de woning in het groen’. Ook in de Bredase wijk Haagse Beemden gebeurde dat. Het stedenbouwkundig plan hield daar voor het eerst nadrukkelijk rekening met (en ging dus ook uit van) het bestaande landschap. Vooral sinds begin deze eeuw neemt de behoefte aan woongebieden waarin het landschap sterk aanwezig is, aanzienlijk toe, signaleerde Berno Strootman in een andere publicatie, Landschappelijk wonen (2017). Het zijn woongebieden 'waarin het oorspronkelijke cultuurlandschap niet wordt uitgewist, maar wordt benut; waarin het watersysteem natuurlijk is, waar bloemen mogen bloeien, waarin voor kinderen allerlei natuurlijke speelaanleidingen zijn in plaats van alleen de verplichte veldjes met wipkippen en glijbanen.' Voor een goed voorbeeld daarvan kun je terecht in Leidsche Rijn, Utrecht. Het ontwerp van dat Vinex-stadsdeel speelde in de jaren negentig in op het bestaande 'slagenlandschap', met lange kavelstroken tussen waterlopen. Het werd zo goed mogelijk gerespecteerd. Rond diezelfde tijd ging men bij de ontwikkeling van Almere-Buiten vergelijkbaar te werk. Eerst kwam er een raamwerk van bosstroken. De 'kamers' binnen die stroken werden pas in de decennia erna bebouwd.

De noodzaak is veranderd

Gebiedsontwikkelingen als Oberbillwerder bij Hamburg, Weespersluis in de Bloemendalerpolder, Vogelenzang (Rhenen) of Reeve, een nieuw dorp bij Kampen op een klimaatdijk, laten zien welke kant het tegenwoordig op gaat: steeds zijn de bestaande kwaliteiten van de landschappelijke omgeving de inspiratiebron voor het ontwerp van het woonlandschap. En dan niet alleen in esthetische zin. Waar mogelijk worden landschappelijke waarden en natuurlijk kapitaal versterkt, waar nodig worden ze teruggebracht. Het landschap wordt daarmee de identiteitsdrager voor verstedelijking. De noodzaak daarvoor is in relatief snel tempo veranderd. Bij Haagse Beemden, Prinsenland (Rotterdam) en Leidsche Rijn Utrecht waren de opgaven waarvoor we nu staan weliswaar al bekend, maar nog niet zo urgent als nu. Sindsdien is de druk alleen maar opgelopen. Allereerst vanwege de enorme woningbouwopgave. Die kan niet uitsluitend binnenstedelijk worden opgelost. Tegelijkertijd woedt er meer dan ooit een strijd om de ruimte. Terwijl er tot 2030 plannen op tafel liggen voor 1.044.530 woningen (ABF Research), is in het Natuurpact (Ministerie van EZ, 2013) afgesproken dat de provincies in de periode 2011 tot 2027 minimaal 80 duizend hectare nieuwe natuur moeten inrichten om het Natuurnetwerk te realiseren. De minimum verwachte oppervlakte natuur binnen het Natuurnetwerk per 1 januari 2027 is circa 736.000 hectare (Ministerie van LNV & IPO, 2019). Daar komt nog meer bij: er moet ruimte zijn voor (nieuwe vormen van) mobiliteit, opwekking van duurzame energie (zon en wind), een gezonde leefomgeving, de veelbesproken, politiek omstreden transitie naar duurzame landbouw, en de ruimte die voor wateropvang moet worden gemaakt. Wet- en regelgeving, deels Europees, bepalen daarbij – steviger dan vroeger – de kaders. En dan niet alleen rond stikstofdepositie of andere emissiedoelen. Zo moeten bodem en water sturend zijn in de besluitvorming over de ruimtelijke ordening. Ofwel: de keuze voor een locatie moet rekening houden met de gevolgen van de klimaatverandering, zoals droogte, verzilting of wateroverlast. De waterhuishouding en de ecohydrologie moeten nauwkeurig worden onderzocht, zeker in laaggelegen gebied.

Hoe verknopen en versterken we de opgaven op het gebied van wonen, bereikbaarheid, energie, landbouw en natuur?

Er moet, kort samengevat, heel veel tegelijk gebeuren. Het zijn grote opgaven voor een klein, dichtbevolkt land. Van de 1 miljoen nieuwe woningen zijn er niet minder dan 820.000 gepland in gebieden die kwetsbaar zijn voor de gevolgen van klimaatverandering (Bouwstenendocument in opdracht van de Deltacommissaris, 2021). De kletsnatte januarimaand van 2023 heeft weer eens laten zien hoe belangrijk goed waterbeheer is. Deltacommissaris Peter Glas waarschuwde dat we de komende decennia extra doordacht te werk moeten gaan bij gebiedsontwikkeling: ‘We hebben snel nieuwe woningen nodig, maar we moeten het wel in één keer goed doen!’ Dat betekent ruimte scheppen om de gevolgen van klimaatverandering op te vangen, ook op (veel) langere termijn. Het landschap slim gebruiken en zelf ontwikkelen, in combinatie met woningbouw. Maar het betekent ook: voor elk project of plan toetsen en inzichtelijk maken wat het effect is op de leefomgeving en het milieu. Dat laatste gebeurt door middel van het milieueffectrapport (MER), dat al langer verplicht is maar nog nooit zo belangrijk was als nu – juist omdat er op dit moment zoveel verschillende belangen en opgaven spelen. De milieueffectrapportage helpt om bewuste keuzes te maken én draagt bij aan de overheidsambitie om integraal aan oplossingen te werken. Minister De Jonge wil dat de twaalf provincies in oktober 2023 met ruimtelijke voorstellen komen als antwoord op de vraag: ‘Hoe verknopen en versterken we de opgaven op het gebied van wonen, bereikbaarheid, energie, landbouw en natuur?’ De provincies moeten, samen met gemeenten en waterschappen, de opgaven voor de periode tot 2030 (met een doorkijk naar 2050) ruimtelijk vertalen, inpassen en combineren met de provinciale opgaven. Dat vormt samen de basis voor een nieuwe Nota Ruimte in 2024. Uitgangspunt: bodem en water zijn sturend; bevolkingsgroei, klimaatverandering, verzilting, verdroging en wateroverlast vergen keuzes en aanpassingen bij de aanwijzing van bouwlocaties of bescherming van geschikte landbouwgronden.

Nederlandse landschappen en grondsoorten

Landschappelijk Ontwikkelen Bouwfonds Gebiedsontwikkeling
Deze doorsnede toont de zee, duinen, droogmakerijen, veenlandschappen, rivierlandschappen en hogere zandgronden, en hun onderlinge relatie. Elk landschapstype kent een typerende grondsoort en heeft in meer of mindere mate te maken met een of meerdere effecten van klimaatverandering – verzilting, kwel, overstromingen, verdroging – en ruimtelijke opgaven, zoals biodiversiteit, stikstof en energie.

Hoe maken we water en bodem sturend?

Het kabinet formuleerde eind 2022 zeven uitgangspunten voor de rol van water en bodem bij toekomstige besluitvorming over de ruimtelijke inrichting van Nederland: 

  • Niet afwentelen op toekomstige generaties, op andere gebieden of functies, ook niet van privaat
    naar publiek.
  • Meer rekening houden met extremen in het veranderende klimaat. Worstcasescenario’s zijn daardoor veel vanzelfsprekender geworden.
  • In samenhang omgaan met wateroverlast, droogte en bodem: niet meer zo snel mogelijk al het water afvoeren, maar vasthouden en bergen.
  • Meerlaagsveiligheid: niet alleen dijken en waterkeringen aanleggen, maar ook meer aandacht voor crisisbeheersing en herstel van schade.
  • Bodems minder afdekken, minder vergraven, niet verontreinigen: zo kunnen ze beter tegen verdroging, slaan ze CO2 op en helpen ze stikstof vast te leggen.
  • Integrale aanpak in de leefomgeving: water- en bodemopgaven hangen samen met alle andere opgaven in de leefomgeving. Ze moeten integraal worden aangepakt.
  • ‘Comply or explain’: als er van een structurerende keuze wordt afgeweken, moet dat expliciet uitlegbaar en toetsbaar zijn.

Opgaven en belangen combineren

Door landschappelijke structuren en het natuurlijk systeem van een groter gebied als uitgangspunt te nemen groeien de mogelijkheden om al die verschillende opgaven en belangen te combineren in de stads- en gebiedsontwikkeling. 'Landschappelijke wijken' kunnen op een natuurlijke manier aansluiten op de bestaande stad. Ze zijn toekomstbestendig, al zal alleen de toekomst écht uitwijzen of dat ook zo is. En daar komt nog iets bij. Gebiedsontwikkeling kan nu zinvol worden ingezet om duurzame transities en landschappelijke kwaliteit aan te jagen – iets waar voorheen nauwelijks over werd nagedacht. Nieuwe woon- en leefgebieden voldoen niet alleen aan klimaat- en duurzaamheidseisen, ze kunnen het landschap, de natuurwaarden en de biodiversiteit ook versterken. Zo kan landschappelijk ontwikkelen helpen om bredere maatschappelijke meerwaarde te creëren. Volgens architect Marco Vermeulen kan de woningbouwopgave zo een hefboom zijn voor een gezonde, toekomstbestendige leefomgeving. Het landschap bezwijkt niet meer onder de woningbouw, integendeel: woningbouw voegt er juist nieuwe (ook economische) waarden aan toe, die verdergaan dan bijvoorbeeld landbouwopbrengsten. Denk aan schoon drinkwater, meer recreatie, biodiversiteit en duurzame energie. Een zorgvuldig ontworpen woonlandschap kan daarmee volgens Vermeulen een 'waardenvol’ landschap worden, of het nu een voedselbos is, een amfibisch woonlandschap of oernatuur tussen windturbines. Het doet er ook toe wáár je ontwikkelt. Elke regio heeft immers haar eigen karakteristieken en uitdagingen. Landschappelijke gebiedsontwikkeling in de Gnephoek bij Alphen aan den Rijn zal er heel anders uitzien dan bij Reeve, of in Brabant of Gelderland. De overeenkomst is dat het kansen biedt om te doen wat tot nu toe nooit – op grote schaal – is gedaan: het combineren van multifunctioneel groen, klimaatbestendigheid, aantrekkelijke woonlandschappen, gewortelde architectuur en culturele verankering, energietransitie en duurzame mobiliteit. Kenmerkend is namelijk steeds de integrale aanpak op grote schaal, met een tijdshorizon die verder kijkt dan een mensenleven, en het inspelen op de karakteristieken van de verschillende Nederlandse landschappen: duinen, droogmakerijen, veen- of rivierenlandschappen, hogere zandgronden, elk met hun eigen specifieke klimaatopgave (verzilting, kwel, overstromingen, verdroging) dan wel ruimtelijke opgaven (biodiversiteit, energie, stikstof). Deze complexiteit vraagt om een flexibele aanpak van gebiedsontwikkelingen, waarbij (milieu)onderzoeken zoals de MER niet enkel dienen als toetsingsinstrument maar in hoge mate bepalend zijn voor de planvorming: ontwerpend onderzoek. De onderzoeksinzichten worden vooraf én gaandeweg meegenomen in het ontwerp, zelfs als dit een significante planwijziging vereist.

Visioenen natuur- en landbouwinclusief wonen

De woningbouwopgave wordt nog onvoldoende gecombineerd met andere opgaven, zegt Marco Vermeulen, visionair en oprichter van het gelijknamige ontwerpbureau voor architectuur, stedenbouw, landschap en ontwerpend onderzoek. ‘De benodigde woningen mogen alleen in de stad gerealiseerd worden. Terwijl het buitengebied behoefte heeft aan nieuwe economische  dragers van het landschap, en woningbouw in het landschap een kans is om meer verbonden met  de natuur en voedselproductie te leven.’ Wonen, natuur en voedselproductie kunnen elkaar versterken, zegt Vermeulen. ‘We kennen de groene stad, natuurinclusieve landbouw. Maar hoe ziet natuur- en landbouwinclusieve volkshuisvesting eruit? Met zelfvoorzienende buurten rond  collectieve akkers en voedselbossen? Buurtboerderijen waar agrariërs nauw contact hebben met consumenten? 

Het vergt bereidheid om samen te werken, maar ook vakmanschap, maatwerk en precisie – van ontwikkelaar, bestuurder en ontwerper

Vroegtijdige betrokkenheid cruciaal

Bij landschappelijk ontwikkelen – met bodem en water als sturende factoren – zijn vroegtijdige betrokkenheid van en samenwerking tussen ontwikkelaars, waterschappen, natuurorganisaties, energiebedrijven, gemeenten en provincies essentieel. Alleen zo is te voorkomen dat het landschap alsnog bezwijkt onder de druk die de verschillende opgaven op het gebied leggen. Alle betrokkenen zullen zichzelf de vraag moeten stellen: wie zijn mijn (mogelijke) samenwerkingspartners? Welke partijen kunnen iets met elkaar uitruilen, en onder welke voorwaarden? Helemaal vanzelf gaat dat niet. Natuurbeheerders zijn niet zelden geneigd te denken in termen van natuurbehoud in plaats van natuurontwikkeling. Recreatie kan soms op gespannen voet staan met natuurwaarden. Waterschappen zullen zich moeten bezinnen op ongebruikelijke ingrepen in het watersysteem. Het vergt bereidheid om samen te werken, maar ook vakmanschap, maatwerk en precisie – van ontwikkelaar, bestuurder en ontwerper. ‘Groen’ en 'rood’ moeten echt samengaan; groen mag nooit een schaamlap zijn. ‘Je komt dan het verst met een goed multidisciplinair team, waarin je de kennis van een architect met de specifieke expertise van een landschapsarchitect verenigt,’ zei architect Jurgen van der Ploeg, in een interview in het Jaarboek 2020 van Blauwe Kamer, een vakblad over landschapsarchitectuur en stedenbouw. We moeten zuinig zijn op onze landschappen. Met landschappelijke gebiedsontwikkeling heeft Nederland sterke papieren in handen om juist kwetsbare gebieden sterker te maken en hun absorptievermogen een nieuwe boost te geven. Nederlanders zijn altijd sterk geweest in het zelf scheppen van hun landschap, vanaf de ontginningen in de middeleeuwen via de droogmakerijen in de zeventiende eeuw tot de Flevopolders in de twintigste eeuw. De toekomst is nu aan landschappelijke gebiedsontwikkeling. De Gnephoek is daarvan slechts één van de voorbeelden in Nederland, naast bijvoorbeeld Purmer Oost (Purmerend, het Nieuwe Landgoed) en (in de toekomst) Rijnenburg Utrecht. Ook daar liggen plannen op tafel die dat zullen laten zien. Lichtende voorbeelden komen uit het buitenland, zoals Oberbillwerder (Duitsland), Naturbyen (Middelfart, Denemarken) en de agrihoods uit de VS, waarbij mooi is te zien welke kant het opgaat: stadsuitbreiding koppelen aan de ontwikkeling van het landschap.

Meer lezen, kijken en luisteren

  • Congres Natuurlijk: Jaarlijks kennis- en netwerkevenement voor natuurinclusief bouwen. Het volgende congres Natuurlijk vindt plaats op 30 november 2023.
  • Marcovermeulen.eu: Vermeulens artist impressions spotten met zo ongeveer alles wat we ons tegenwoordig bij een woonomgeving voorstellen, maar dit is wel de toekomst van wonen.
  • Strootman.net: Inspirerende landschapsarchitectuur waarbij gebouwen en natuur elkaar vinden in aantrekkelijke woongebieden.

BPD Magazine ontvangen?

Dit artikel verscheen in BPD Magazine. De volgende editie kosteloos op uw deurmat ontvangen?